dinsdag 10 november 2009

Voor Feeii

Tijdens de zolder opruimen werden oude dozen open getrokken en gedane zaken zagen even weer het daglicht, zo ook dit gedicht wat ooit voor mij geschreven is.















Jouw ogen.

Wat jouw ogen zijn;
een azuren zee waarin ik verdrink,
ook knabbelende vissen- schikachtig weg,
roze-purperen anemonen- lokkende armen,
een weke wijkende bodem, strelend zand.

Wat jouw ogen zijn;
Een warme lentedag, een drieluik
van gekleurde vlakken met stippen wit,
lammetjes op groen, wolkjes op blauw,
vlokken schuimend opgeschroefd roestbruin.

Wat jouw ogen zijn;
de blauwe klanken uit een bruine kroeg
waaruit stroperige bluespatronen lekken,
het zwoele zweet van okerkleurig danseressen
geurend naar wierook en olijven.

Geef mij die ogen;
leer mij ze te bespelen,
leen ze me ten dans,
laat ze zich aan de mijne vastklampen,
en een levenlang zullen mijn ogen
de jouwe strelen,
en met ze strijden,
en dan zullen jouw ogen zijn,
dan zullen jouw ogen zijn zo…

Zo zullen jouw ogen zijn;

Zo zullen jouw dansende ogen zijn,
vol sprankelende grapjes, een wirwar
van kleuren die ontstijgen aan de klanken,
wanneer de zon je pakt op de plankenvloer,
springend op het ritme van de dans…

Zo zullen jouw verstilde ogen zijn;
de weerklank van je zilte schouders
waarop de glans van hartstocht nog naparelt
je natte lichaam na krampachtig schokken ontspannen,
en je ogen die nog na smeulen…

Zo zullen je vragende ogen zijn;
starend in verwondering over de schade
die ik in jou berokkende in een ogenblik
van ongeduld en onvermurwbare hardvochtigheid
vragend om een verklaring, die niet komt…

Zo zullen jouw vertoonde ogen zijn;
woest brandend, vol verlangen
de toegebrachte slagen te pareren
grimmig, als je lippen die
je stille snikken niet prijsgeven…

Zo zullen jouw oude ogen zijn;
grauw van de grijsheid van het proza
waarin convenanten en compromissen zijn gesteld,
maar nu en dan vervuld van sprankjes lach
en minzaamheid en tintelend herinnering.

Zo zullen jouw gestorven ogen zijn;
als een verlaten plas
waarlangs de schrale herfstwind schampt,
een vaalbruine tekening
doorregen met flarden verdwaasd licht.

Zal ik langs die plas gaan staan staren ?... of
Zal ik voor jou met Charon overvaren ?
Laat mij dan gaan met in het laatste
lichtje van mijn kwijnend brein gegrieft
… jouw ogen

Leiden 19/20 januari 1992
Voor I.V
Van K.K

Geen opmerkingen: