woensdag 13 januari 2010

Verborgen in het bos


Twee dagen geleden heb ik per toeval mijn perfecte leraar Frans ontmoet. Een prachtige man. Een Anarchist. We vonden elkaar meteen goed. Ik kwam uit een bospad van een van mijn wandelingen bij het asfalt uit en hij stond daar aan de overkant van de weg bij een ander bospad sneeuw te ruimen. Bonjour, Bonjour, en hij zei nog iets wat ik niet verstond dus deed ik mijn oorkleppen van mijn muts omhoog en liep naar hem toe. Pardon? Hij was in de 70 en liep moeilijk maar hij nodigde mij meteen uit bij hem thuis. Ik hou van oude mannen dus ik zei, avec plaisir monsieur. Ik heb het huisje zelf gebouwd, vertelde hij me. Al samen schuifelend door het kronkelend sneeuw vrijgemaakt bospaadje naar boven, kwamen we aan bij zijn domein. Een houten cabin zoals ik ken uit de American westerns waar pelgrims uit 1800 tijdelijk onderdak vonden tijdens hun tochten, stond daar onder de dennenbomen. Ik mocht het zien. Ik mocht ook binnen komen. Het was er aangenaam warm en primitief comfortabel. Hij had geen elektriciteit en geen stromend water. Wel vuur. We pelden ons uit en we zaten. Hij sprak duidelijk. Hij leefde hier met een wild poesje wanneer hij wilde. Hij hield niet van groepen, systemen, etiketten en verplichtingen. Hij was vrij, onafhankelijk en direct. Hij mocht je of hij mocht je niet. Extreem solitair. Op de fiets met tent en slaapzak had hij de wereld afgetast. Een man van mijn hart. We dronken erop. Hij Saler, Ik Mûre. Ik mocht altijd komen. Vrij, voel je vrij.


Met hem kon ik praten, hij houdt van simpel en helder. Hij woont in Bretagne aan de kustlijn maar is een man van de bergen, hier geboren. Hij houd niet van de zee. Ik hou van de zee, in de buurt van de zee geboren en bergen zijn moeizaam. Zullen we ruilen? Ik kom bij je terug. A bientôt.

maandag 11 januari 2010

Voetbezoek


Een tocht gemaakt door het bos in de sneeuw van ons dorp naar papa zijn dorp, 10km. Ik voelde me als Nadja die Babouska & Pjoter koekies en wodka gaat brengen. De tocht was lang en wit. In de sneeuw word ik altijd roezig en ga het liefst slapen op de zachte witte deken. Af en toe stopte ik om te luisteren, niets, zo stil. Alleen vogeltjes. Wat kunnen je eigen voetstappen en ademhaling in de stilte oorverdovend zijn! Om het spannend te houden volgde ik de dierensporen, sommige leken wel zo groot als een holenbeer, waarschijnlijk van een das. Als ik wat geel bij het spoor zag pakte ik voorzichtig het hoopje sneeuw op en rook er aan. Niet dat ik het verschil zou ruiken tussen de urine van een marter, konijn of eekhoorn maar toch het voelde vakkundig. Halverwege kreeg ik honger en de appel die ik had meegenomen smolt als een exotische vrucht op mijn tong. Ik liet het achter op het pad als aanwijzing dat ik hier was geweest mocht ik door de wolven verslonden worden en papa te vergeefs wacht.

dinsdag 5 januari 2010

Monsieur Leopold


Ik kwam terug van een wandeling waarin ik de kale toppen van de reuzen beuken had bewonderd. De toppen waren net zo kaal als mijn leven nu. De structuur goed zichtbaar glimmend van het vocht. Geen franje, geen uitbundige kleur slechts woekerend mos. De eekhoorn die geschrokken rende en sprong van tak naar tak, was mijn onrust die zich nergens aanvast klampt.


De deur openend struikelde ik in mijn vaart zowat over het mannetje dat op de stoel was neergezet in het pad. Petje op, jas nog aan. Aan het kopje koffie in zijn hand kon ik zien dat hij onze gast was. Hij rolde meteen al een tapijt van onverstaanbare woorden voor me uit waarmee ik kon doen wat ik wilde. Ik hoopte dat ik op de goede momenten, oui, non, aha, o, tsss en si zei. Dat lukte niet altijd aan zijn gezicht te zien. Soms pikte ik er een woord uit die ik kende en ging ermee aan de haal. Ik keek naar zijn vale waterige oude ogen maar al snel dwaalde ik dan af naar de bruine speekselslierten in zijn mondhoeken met naar binnen krullende lippen die het roze tandloze kaakbeen amper konden verhullen. Er zat niet alleen plakkerig geel rond zijn mond gekoekt, er liep een heel spoor van bruin langs zijn kin zijn hals in.

Toch was dit invalide mannetje Leopold een aangename verrassing. Twee uur heeft hij bij ons gezeten. Wachtend op Busson de garageman, onze buurman die na de lunch er weer zou zijn. Zijn benen, knieschijven waren kapot, zijn vrouw en hond waren dood. Zijn moestuin verleden tijd. Ja, zo gaat dat herhaalde hij die ook andere tijden had gekend als sterke metselaar die zijn vak met risico’s verstond. Nu kon hij nog alleen maar duimen draaien. Een gebaar wat ik begreep.

Auto rijden kon hij wel, toch een beetje jaloers hielp ik hem met kruk en al de deur uit.