zaterdag 13 februari 2010

Verlost.

Ik bestel een patatje oorlog in HoogCathrijne, vooral omdat het zo lekker is om te zeggen, oorlog. Zo een patatje is natuurlijk vooral oorlog tegen jezelf, een aanslag in je lichaam. Ik ben vluchteling, ontsnapt uit Nunspeet een huis vol dooien in een elektrisch veld. Een patatje oorlog komt dus goed van pas. Een smeuïge hap Hollandse traditie. Het sneeuwt, de trein heeft vertraging, volkomen normaal.

Mijn rijlesauto ligt in het puin. Voorkantje in de prak door gladheid. Lullig voor mijn instructeur maar ik heb vooral medelij met mezelf. Vlak voor het examen weer in een andere auto bah! Maar nu ben ik even verlost en morgen word ik 43. Vandaag heb ik gehuild als een klein kind.

Ik ben blij. Ik ben Gods blij. Ik lig in het Atelier bij mijn zoon en neef wat een rijkdom. We ontbijten samen en ik mag op de versierde verjaardag stoel zitten. Ik adem liefde in en ruik leven.

woensdag 10 februari 2010

Logeren bij Tante Cokkie is douchen. Jezelf ziend in spiegel en weegschaal. In minstens 23 graden staande op beige tegelvloerverwarming tot bij de deur met een handdoekradiator die je verwelkomt als een zware drol. Reukloze dan wel want ik kamp al minstens tien dagen met een neus die leegte ruikt. Zoals mijn oma de laatste zeven jaar van haar leven. Ze is afgelegd door mijn Tante Cokkie. Net als mijn moeder toen ze hier in Nunspeet stierf, net als haar zwager, schoonmoeder, man en hond maar van de laatste denk ik dat ze alleen mocht kijken naar de spuit. Ze was bejaardenverzorgster. Veel mensen heeft ze zien dood gaan. Ze kijkt opsporing verzocht en de reünie en progamma’s waar in je de feiten hoort over het echte leven. Zoals dood, ziekte, verkrachting en allerlei andere soorten geweld. Ik logeer dus ik slaap. Ik slaap in de kamer waar spullen staan van de overledenen. En mijn troep voor vijf weken. Ik heb een dik rood oog en mijn moeder is gestorven aan tumor in haar hoofd. Van de pukkels op mijn kont begin ik me af te vragen of het komt van het autorijden, de fietstocht naar Doornspijk of dat ik doorlig rotteplekken begin te krijgen. Mijn lever speelt er van op, mijn darmen raken van streek. Mijn oom Bé is gestorven aan darmkanker met afstervend vlees rond zijn stoma.

Het huis is nieuw, zeven jaar. Mijn tante Cokkie en Oom Bé waren de eerste bewoners. Ik ben logee. Cokkie is overgebleven, maar sinds kort is er een hondje bij. Een zwart-wit schapendoesje van elf weken. Zoet in haar mandje en speels achter de uitdaging aan, het leven verkennen.

Leven voel ik hier niet in mijn kamer boven aan de voorkant. Ik voel resten, resten emotie die opgeborgen zijn. Overblijfselen van verhoudingen die er waren tussen mij en de overledenen. Ik voel het elektrisch aangedreven luchtverversing systeem, tempratuur regulering en de pulserende nooit ophoudende pomp van de aardverwarming. Verder is het leeg. In deze kamer ben ik na de sporadische overledenen en een enkele logee voor een dag, de eerste bewoner.

In het oude huis had mijn Tante Cokkie een bijzondere verzameling op sterkwater staan, zoals de 13 net geboren ratjes, bleek en klein en mijn drie volgroeide spoelwurmen meegekregen uit Brazilië die tijdens mijn zwagerschap spontaan uit mijn anus kwamen zetten. Ja.


maandag 8 februari 2010

Sha-la-lie Sha-la-la

Over de oude zeeweg fietstocht door de vlaktes van Nunspeet naar Doornspijk en Elburg, de Zuiderzee route. IJsigkoud de oren van mijn kop. Kaak en kin stijf bevroren. Witte zachte hopen zwanen zijn bij mij in het veld, warmer dan de gegrijsde resten sneeuw. Vlokken toeterende ganzen. Kievieten als straatstenen. Ondanks de Q-koorts dikke behaarde schapen. Vlees genoeg.

Oorlogs winter, honger koud, onderduiken, ik ben verwend door de oorlogsfilms. Ze hebben langvooruit deze combinatie verteld. En deze associatie klopt want net na deze gedachte kom ik een propeller tegen, verloren een tijdje terug in 1943. Ik verdwaal. Waar zijn de bergen? De wegen voeren mij langs velden en velden waar de eenzame boerderijen steeds weer andere lijken? Ik moest toch terug! Nooit geweten dat hier ook op de boerenweggetjes richtingborden ontbreken.

Ik verheug me er al op om hier te rijden in mijn auto ipv van die tweewieler die ik al 37 jaar onder mij heb, jubel ik terwijl nu ook mijn benen door de kou in een isolatiecel zijn gezet. De boer die ik aanhoud, zegt me; die toren daar in de mist aan te houden, dat is de Melkfabriek van Nunspeet. Ik kom in de buurt. De oudezeeweg inslaand, brokkel ik in ijspegeltjes uitelkaar.

dinsdag 2 februari 2010

Ach, het dorp is wat groter


Ik leer nu Nederland op zijn klein kennen, hoewel dat betrekkelijk is want ik woon nu tijdelijk in een dorp Nunspeet die groter is dan Tulle, wat ik eigenlijk als stad beschouw op het moment dat ik weer in Frankrijk woon. Dorp Nunspeet heeft meer inwoners dan stad Tulle.

Ook hier zijn nog mooie oude boerderijen met mooie oude mensjes erin.

Hoewel, ik bij mijn tante woon in een keurige nieuwbouwwijk, waar raamdecoratie van twee grote vazen met twee identieke bijzondere planten erin en de strakke lage buksjesstruikjes in de voortuin tot een verplichting behoren.

Voor mijn missie rijlessen is dit echter een perfecte plek. Vergeleken het woon- werk verkeer in de Randstad regio is het hier heerlijk rustig. Mijn rijinstructeur is een sympathiek dwergje met een licht Wezeps accent die, rustig tijdens de lessen mij een magnetron laat ophalen bij zijn dochter of een contant rijlesgeld transactie in een Albertheinpakeerplaats nog even moet afhandelen, allemaal prima bijzondere manoeuvres. Na een uur doen we standaard een bakkie in de keuken bij de tank annex schipperswinkel in Hardewiek waar de deur altied los is, zo isttoch? Niet slecht, hier heb ik mijn lieslaarzen ontdekt, die ik ga kopen vandaag voor het gebruik in ons moeras in Frankrijk.